Veel mensen dromen ervan een grote reis te maken. Zo trekken jongeren vaak na school of studie een jaar de wereld rond met alleen een rugzak. In de 18e eeuw was de Grand Tour (Grote Rondreis) populair. Wie gingen toen op reis, waar gingen ze heen en hoe reisden ze?
In de Middeleeuwen maakten pelgrims al lange reizen. Gelovige mensen bezochten de graven van heiligen. Ook gingen veel mensen op kruistocht, bijvoorbeeld naar Jeruzalem. Rome in Italië werd later een belangrijke bestemming. Voor christenen, omdat de paus daar woonde. Maar ook bij wetenschappers, vanaf de periode die Renaissance heet. Tijdens de Grand Tour, een rondreis door Europa, bezocht ook iedereen Rome.
Opleiding
De Grand Tour was voor jongens het einde van hun opleiding. Het waren vooral Engelse jongens van adel. Tijdens de reis konden ze ‘hun wilde haren kwijtraken’. Wat ze op school hadden geleerd, konden ze op reis gebruiken. Zo kregen ze meer ervaring. Soms deden de kinderen iets verkeerd. Of iets wat niet mocht. Maar als dat op reis gebeurde, kwam niemand uit de buurt dat te weten. Fijn voor de goede naam van de ouders. Na de reis was de opvoeding van de jongens klaar.
Voorbeeld
Waarom was Rome de bestemming van de reis? Vanaf de Renaissance, in de 16e eeuw, ontstond er veel aandacht voor de Oudheid. Wetenschappers wilden zo veel mogelijk weten over de Grieken en Romeinen. Ook voor de kunst werd de Klassieke tijd het voorbeeld. De meeste resten uit de Oudheid waren te vinden in Italië en Griekenland. Daarom waren daar ook de beste kopieën, gemaakt vanaf de 16e eeuw. Het doel van de Grand Tour was om deze kunstwerken te bekijken. Daarom bezochten de reizigers verschillende plaatsen in Italië. Rome was ook op het gebied van cultuur de hoofdstad.
In Rome konden de jongens de voorbeelden uit de Oudheid zien. Het werd erg belangrijk gevonden om dat met eigen ogen te doen. Dit heeft te maken met hoe ze in die tijd dachten over leren. Je krijgt kennis via je zintuigen: door te zien, horen, ruiken en voelen. Een bekende filosoof uit Engeland, John Locke, had hierover een boek geschreven. In de 17e eeuw werd gedacht dat je alles met je verstand moest kunnen bedenken. Maar in de 18e eeuw moest je juist met eigen ogen zien wat de mensen uit de Oudheid hadden gemaakt.
Reizigers
De reizigers waren vooral jongens, rond de 21 jaar oud. Ze kwamen vaak uit Engeland. Het waren kinderen van rijke ouders. Want naar school gaan en zo’n studiereis kostte veel geld. Ook leraren maakten de reis. Zodat ze er op school over konden vertellen. Maar ook om onderzoek te doen en bij te leren. Er zijn ook vrouwen bekend die toen door Europa reisden. Ook zij kwamen vaak uit Engeland, waren rond de 21 jaar oud en van adel. Voor jongens van adel was het gewoon om op Grand Tour te gaan. Voor meisjes van adel iets bijzonders.
Route
De Grand Tour duurde in ieder geval een aantal weken. Vaak waren de reizigers maanden onderweg, tot wel een jaar lang. Vanuit Engeland staken de reizigers het Kanaal over naar Frankrijk. Via Parijs kwamen ze in Geneve (Zwitserland). Daarna begon de rondreis door Italië in Turijn. Ook bezochten ze de steden Florence, Venetië en natuurlijk Rome. De meeste jongens bleven een langere periode in Rome. Velen reisden door naar Napels om de vulkaan Vesuvius te zien. Die had bij een uitbarsting in 79 n. Chr. de stad Pompeï bedekt met as en puin. Pas in 1599 werd deze stad weer ontdekt en uitgegraven. De terugweg liep langs Wenen (Oostenrijk), Dresden en Berlijn (Duitsland). Vanaf Nederland of België staken de Engelsen het Kanaal weer over.
Griekenland
Ook in Griekenland waren veel resten uit de Oudheid. Toch gingen er maar weinig mensen heen. Omdat Griekenland toen deel was van het Ottomaanse Rijk. Daar waren niet-moslims niet welkom. In de tweede helft van de 19e eeuw verkenden een paar mensen Arabië. Vaak reisden deze Engelsen verkleed als moslim. William Palgrave ging als dokter, maar werd gezien als spion. Charles Doughtly reisde als koopman uit Syrië rond. Hij schreef een boek over zijn reis door de woestijn.
Gids
De jongens gingen niet alleen. Ze hadden een gids mee om de weg te wijzen. En om te vertellen over de gebouwen. Omdat de meeste Engelsen via Frankrijk reisden, waren het vooral Franse gidsen. Dit was makkelijk omdat de adel in Europa gewend was Frans te praten. Zo’n gids heette toen een ‘cicerone’. Cicero is de naam van een Romeinse advocaat uit de eerste eeuw v. Chr. Hij werd gezien als een wijze man. Daarom werden leraren en gidsen na hem een cicerone genoemd. Later werd de noodzaak van een gids minder. Er waren steeds meer verhalen opgeschreven. Dat waren de eerste reisgidsen als boek.
Herinneringen
Het was normaal om een dagboek bij te houden tijdens de reis. Vaak werd dit gebruikt om later een boek te schrijven. Andere reizigers gebruikten dat verslag weer als reisgids. Een voorbeeld hiervan is het boek ‘Italienische Reise’. Dit schreef de beroemde Duitse filosoof J.W. von Goethe. Hij reisde van september 1786 tot mei 1788 door Italië. Hij deed dat samen met de schilder J. Tischbein. Zo werd de Grand Tour ook door schilderijen bekend. Sommige schilders waren goed in het maken van portretten. Voor reizigers een leuke herinnering aan de reis. Ook Tischbein maakte een portret van Goethe.
Een ander souvenir waren tekeningen van steden. Vooral afbeeldingen van de ruïnes in Rome waren populair. De twee Italianen Pannini en Piranesi werden hiermee erg bekend. Hun tekeningen gingen door heel Europa. Ook in reisgidsen werden ze gebruikt als plaatjes.
Spion
Ook Goethe maakte tekeningen tijdens zijn reis. Hij beschreef het gevaar hiervan. Het gebeurde toen hij in Malcesine was, aan het Gardameer. Hij tekende de toren van het oude kasteel na. Er komen steeds meer mensen bij hem staan. Ze kijken en vragen wat hij doet. Goethe antwoordt dat hij de toren natekent als aandenken aan de plaats. Eén van de mensen pakt de tekening af en scheurt die kapot. Goethe werd er namelijk van verdacht een spion te zijn. Omdat hij de toren zo precies natekende. Gelukkig kon hij even later weer verder reizen.
Koets
In de tijd van de Grand Tour waren er nog niet zoveel manieren om te reizen. Er bestonden nog geen fietsen, bussen of vliegtuigen. De meeste mensen gingen lopend. Maar rijke mensen reisden per koets. Zoals de jongens die de Grand Tour maakten. Als ze uit een hele rijke familie kwamen zelfs met een eigen koets. Anders gebruikten ze de postkoets, die tussen bepaalde haltes reed. Om vanuit Engeland in Frankrijk of Nederland te komen, moesten de jongens het Kanaal oversteken. Dit kon alleen met een boot. Over het water konden ze makkelijk tot in Parijs of zelfs Geneve komen. Daarna was een koets makkelijker door de bergen. Toen er treinen gingen rijden, was dat een grote verandering.
Trein
Door het gebruik van stoom konden er treinen rijden vanaf 1825. Het vervoer werd hierdoor goedkoper. Grote groepen mensen konden toen gaan reizen. Daarom is dit het begin van toerisme. De Engelsman Thomas Cook organiseert als eerste een treinreis voor een grote groep mensen. Daarna gaat zijn bedrijf ook rondreizen in Europa regelen. Zoals de Grand Tour met de stoomboot en stoomtrein. In de 19e eeuw werd Europa ook bij Amerikanen populair. Zij maakten vaak in een groep een rondreis. Mark Twain beschreef zijn reis in het boek ‘The Inncocents Abroad’ (1869). Dit grappige boek is een van de bekendste reisverhalen geworden.
Tot slot zijn er ook moderne voorbeelden die lijken op de Grand Tour. In de jaren zeventig van de 20e eeuw gingen jongeren naar India. Ze reisden goedkoop in een oude VW-bus, liftend of per trein. Deze reis werd de Hippie Trail genoemd. Nu nemen jongeren een ‘gap year’, een tussenjaar voor ze met een studie beginnen. Ze gaan vaak een taal leren of werken in een ander land. Voor een wereldreis vragen mensen ook wel een jaar vrij van hun werk. Nu is met de auto en het vliegtuig makkelijk om ver te reizen. Maar net als bij de Grand Tour zorgt de reis altijd voor een ervaring.