Review Neither here nor there:
Travels in Europe (1991)
Bill Bryson (1951, VS) heeft een kenmerkende stijl van schrijven, met aandacht voor de kleinste details en veel grappige anekdotes. Zijn verhalen gaan over uiteenlopende onderwerpen, waaronder taal en wetenschap. A short history of nearly everything is een meesterwerk over de geschiedenis van de natuurwetten met treffende inzichten over wat we slechts van de wereld weten. Ook schreef hij diverse reisverhalen, zoals Notes from a small island (over Groot-Brittannië), Down under (over Australië) en The lost continent (over Amerika). Brysons belevenissen in Europa hebben de titel Neither here nor there meegekregen.
In vergelijking met A short history is de toon van de beschrijvingen in Neither here nor there over het algemeen klagelijk. In elke plaats die hij aandoet in zijn reis door Europa, valt er wel iets tegen: het weer, de kosten, het hotel, het vervoer, het verkeer en de mensen. Gelukkig beschrijft hij enkele van de tegenslagen en de kenmerken van een land wel op een komische manier.
Memory tour
Het boek is geschreven in 1990 (en uitgegeven in 1991), wanneer Bill Bryson in z’n eentje door Europa trekt, zoals hij dat in 1972 als student vier maanden lang deed. ‘I enjoyed it so much that I (…) returned the next summer with a high-school acquaintance named Stephen Katz, which I quickly realized was a serious mistake.’ De herinneringen aan de reis met Katz, die veelvuldig worden opgehaald, zijn alles behalve positief. Ze hebben vooral betrekking op studentikozen-zaken: eten, uitgaan en meisjes.
Bryson woont ten tijde van het verhaal inmiddels al jaren in Engeland, maar hij is nauwelijks meer op het Europese continent geweest. Hij vat het plan op om opnieuw door Europa te reizen en erover te schrijven. ‘I decided at the outset to start at the North Cape, the northernmost point of the European mainland, and to make my way south to Istanbul, taking in along the way as many of the places Katz and I had visited as I could manage.’
Vergelijking van Sofia
Helaas vervalt Bryson in de gewoonte om dat goedkope hotel of dat leuke restaurant van toen terug te willen vinden. Dat blijkt natuurlijk of niet meer bestaat of toch niet zo goedkoop of leuk (meer) te zijn. Soms voegt de vergelijking met zo’n 17 jaar eerder wel waarde toe aan het boek. Zo ziet Bryson de situatie in Sofia (Bulgarije) onder invloed van de val van het communisme verandert: ‘It had been nothing like this in 1973. Then the shops had been full of goods, but no one appeared to have money to buy them. Now everyone was clutching fistfuls of money, but there was nothing to spend it on.’
Bryson weet in tegenstelling tot de cijfers van inflatie en schuld in de krant een beeld te schetsen van de situatie:
‘I had read that things were desperate in Bulgaria (…) but nothing had prepared me for the sight of several hundred people queuing around the block just to buy a loaf of bread or a few ounces of scraggy meat. (…) The shelves were always bare. Things were sold straight out of a crate on the floor by the till, and presumably when the crate was empty the door was locked and the rest of the queue was sent away.’
Taal
Een reis maken door Europa zonder een andere taal dan Engels te spreken, vraagt om moeilijkheden op het gebied van communicatie. Bryson, fluent in, oh, at least one language, beweert dit anders te zien:
‘I don’t want to know what people are talking about. I can’t think of anything that excites a greater sense of childlike wonder than to be in a country where you are ignorant of almost everything. Suddenly you are five years old again. You can’t read anything, you have only the most rudimentary sense of how things work.’
Vervolgens besteedt hij toch vele bladzijden aan de problemen om zich verstaanbaar te maken. Het is te verwachten dat hij niet altijd begrepen wordt en dus niet krijgt wat hij dacht te bestellen. Daarnaast bleek hem tegen te vallen om met bijna niemand in het Engels een gesprek te kunnen voeren. ‘It seemed like weeks – it was weeks – since I had held a normal conversation with anyone and (…) I talked and talked, and before long she was fast asleep and I was back once again in my own quiet little world.’
‘The utter uselessness of the language appendices in guidebooks never fails to fascinate me.’ Zo analyseert Bryson de voorbeeldzinnen in zijn reisgids voor Italië. Deze hebben betrekking op het kopen van zijden sokken en het vragen om een bad klaar te maken voor overmorgen-middennacht. Hij concludeert: ‘Not only are you unlikely ever to need the things described, but they overlook the somewhat elementary consideration that (…) you are not going to have the faintest idea what the person says to you in reply.’
Gewoontes
De auteur herinnert zich dat hij tijdens zijn eerste trip naar Europa ontdekte dat: ‘there were so many different ways of doing essentially identical things’, op het gebied van eten en drinken of naar de bioscoop gaan. Over de inwoners van elk land weet hij wel iets typisch op te merken en verwoordt dat op zijn eigen manier. Hij verbaast zich bijvoorbeeld in Zweden en Noorwegen over de hoeveelheid openbaar dronkenschap, terwijl: ‘here you have two countries where you cannot buy a beer without taking out a bank load’. De functie van president in Zwitserland wordt ieder jaar door iemand anders ingevuld, omdat de politieke macht bij de kantons en de nationale referenda ligt. ‘They wouldn’t have a president at all except that they need somebody to greet visiting heads of state at the airport.’ Bryson vindt alles aan Liechtenstein klein en gek, maar hij heeft een leuke anekdote over de laatste militaire expeditie in 1866. ‘It sent eighty men to fight against the Italians. Nobody was killed. In fact – you’re going to like this – they came back with eighty-one men, because they made a friend on the way.’ Ook de Zuid-Europeanen hebben vreemde eigenaardigheden: ‘the Spanish think there is nothing at all ridiculous about eating dinner at midnight, and the Italians should never, ever have been let in on the invention of the motor car’.
Verkeer
De reden waarom Italianen beter niet kennis hebben kunnen maken met de auto, doet Bryson uit de doeken met een verhaal over inparkeren. Waar Amsterdammers hun auto zo dicht mogelijk bij de gracht parkeren zodat deze er bijna invalt, parkeert een Romein zijn auto op ‘a parking space that was precisely the length of his Fiat, less two and a half feet. Without slowing even fractionally, he veered the car into the space and crashed resoundingly into a parked Renault.’
Daarbij is het gevaarlijk om als voetganger in Rome over te moeten steken. Italianen zijn onder het autorijden zoveel andere dingen aan het doen, dat ‘the first time they are likely to notice you is in the rear-view mirror as something lying in the road behind them’. Ook als ze je wel eerder opmerken, zullen ze niet stoppen. ‘They believe that if something is in the way they must move it, whether it is a telephone pole or a visitor from the Middle West.’ Er geldt een uitzondering voor nonnen.
Ook in Parijs ondervindt Bryson problemen met oversteken, omdat ‘the pedestrian-crossing lights have been designed with the clear purpose of leaving the foreign visitor confused, humiliated and, if all goes to plan, dead’. Terwijl een blinde man, een 90-jarige vrouw in een elektrische rolstoel en 150 schoolkinderen door rood oversteken, komen de auto’s op hem af als het voetgangerslicht eindelijk op groen springt. Met name ’s ochtends is er veel verkeer in de stad, terwijl de infrastructuur daarop niet berekend is.
‘I know Baron Haussmann made Paris a grand place to look at, but the man had no concept of traffic flow. At the Arc de Triomphe alone thirteen roads come together. (…) You give them an open space where they can all try to go in any of thirteen directions at once. Is that asking for trouble of what?’
Op weg naar Kopenhagen kiest Bryson voor de trein, die regelmatig per veerboot water oversteekt. Hij vindt het jammer dat er op steeds meer plaatsen een brug of tunnel wordt aangelegd, want hoewel een veerboot meer tijd kost, biedt het ook plezier. Niet alleen voor de toerist, ‘but I noticed that even the Danes and Germans, for whom this must be routine, were peering out of the windows with an air of expectancy as we reached the docks at Puttgarden and our train was shunted onto the ferry’.
Toerisme
Wanneer Bryson in Kopenhagen meerdere hotels langs moet voordat hij een kamer heeft gevonden, vraagt hij zich af waarom de stad dergelijke faciliteiten voor toeristen niet beter regelt. ‘I mean here I was, ready to spend freely in their hotels and restaurants, subsidize their museums and trams, shower them with foreign exchange and pay their extortionate VAT of twenty-two percent, all without a quibble, and all I asked in return was a place to lay my head.’
Gelukkig vindt hij toch een hotelkamer, zelfs zonder gebreken. In Istanbul daarentegen is het enige dat uit de kraan komt slechts een bruine soep. Daar realiseert hij zich:
‘what an odd thing tourism is. You fly off to a strange land, eagerly abandoning all the comforts of home, and then expend vast quantities of time and money in a largely futile effort to recapture the comforts that you wouldn’t have lost if you hadn’t left home in the first place.’
Ondanks alle ongemakken voorziet Bryson dat alleen maar meer zullen mensen gaan reizen, met name Aziaten en Oost-Europeanen. De statistieken van de afgelopen decennia tonen een enorme toename van vliegpassagiers. ‘In 1951 there were seven million international airline passengers in the world. Nowadays that many people fly to Hawaii every year.’
In Italië bedwingt Bryson een berg naar het dorpje Capri. Terwijl hij buiten adem de traptreden beklimt en geen oog meer heeft voor het prachtige uitzicht, houdt hij de moed erin door ‘the thought that clearly I was going to be the only person tenacious enough to make the climb to Capri’. Helaas blijkt het marktplein vol te staan met Duitse en Japanse toeristen.
Met name in Florence merkt hij de keerzijde van het toerisme op. ‘In Florence, the annual ratio of tourists to locals is 14:1. How can any place preserve any kind of independent life when it is so manifestly overwhelmed? It can’t.’ Hoewel Bryson zichzelf ook als toerist beschouwt, ziet hij in dat massatoerisme kapot maakt wat het prijst.
Omgang met erfgoed
Toeristen worden aangetrokken door het erfgoed, maar de zorg voor behoud daarvan laat vaak te wensen over. Met name in Italië, in de steden Florence, Milaan en Rome, verbaast Bryson zich over de omgang met erfgoed. Zo kent Florence het grootste aantal cultuurhistorische schatten ter wereld, maar stelt daar een luttel bedrag voor restauratie tegenover. Sinds de overstroming van 1966 moeten nog 10.000 stukken uit het Archeologisch Museum schoongemaakt worden.
In Milaan bekijkt hij de wandschildering The Last Supper van Leonardo da Vinci; tegenwoordig weer in een kerk, maar de ruimte heeft tevens als stal en gevangenis gediend. ‘Much of the earlier restoration work was not, to put it charitably, terribly accomplished. One artist gave Saint James six fingers.’ In Rome is het nationale erfgoed nooit veilig geweest. ‘For a thousand years (…) builders and architects looked upon the city’s ancient baths, temples and other timeless monuments as quarries. (…) It is a wonder that any of ancient Rome survives at all.’
Op andere plekken ziet Bryson een andere manier van omgang met het erfgoed. In Split (Kroatië) bezoekt hij de stadswijk die in het voormalige paleis van keizer Diocletianus is gebouwd. Een unieke plek waar de ‘houses look as if they grew magically out of the ruins’. Hij roemt ook de inwoners van Amsterdam, die ondanks alle verzakkingen, de grachtenpanden blijven opknappen en ‘even more for having the sense to keep the canal streets residential’. In Engeland krijgen alle victoriaanse gebouwen volgens hem een glazen etalage, ‘as if anybody in the world cares to see what’s going on inside a dry cleaner’s or a building society’.
Hoewel de situatie in Sofia armoedig is, stelt het Bryson in staat het oorspronkelijke Europese straatbeeld te ontdekken: ‘No city I had ever been to had more thoroughly resisted the blandishments of American culture.’ De auteur houdt een pleidooi om ketens en merken minder op te laten vallen. Met name ‘the people of McDonald’s need to be told that Europe is not Disneyland.’
Kaarten
Bryson reist door Europa op een manier die weinig bewoners van het continent hem ooit na zullen volgen. Hij vertelt avondenlang te hebben gepuzzeld met ‘an itinerary that was both comprehensive and achievable, and failed repeatedly on both counts. Europe isn’t esay to systematize.’ Er is geen bepaalde ‘van kust tot kust’ route en een rivier, zoals de Rijn of Donau, volgen levert te veel bezienswaardigheden op.
Bryson gebruikt voor zijn planning Kümmerly and Frey-kaarten en de Thomas Cook European Timetable. Hij kan uren kaarten bestuderen of bladeren door de dikke gids en wegdromen bij de plaatsnamen, afstanden, pictogrammen en voetnoten.
‘Who could recite these names without experiencing a tug of excitement, without seeing in his mind’s eye a steamy platform full of expectant travellers and piles of luggage standing beside a sleek, quarter-mile-long train with a list of exotic locations slotted into every carriage?’
De verhaallijn van Neither here, nor there mist een plot met een ontwikkeling van de hoofdpersoon. Er zijn wel hoogte- en dieptepunten te vinden in de reis van Bill Bryson, die eindigt in Istanbul. ‘I had clearly come to the end of my own road. That was Asia over there; this was as far as I could go in Europe. It was time to go home.’ Hij bekent moe te zijn om iedere dag weer eten en een bed te moeten regelen, in een wereld vol vreemden steeds opnieuw verbaasd en verdwaald te zijn en ‘tired above all of my own dull company’. Helaas belemmeren zijn herinneringen en klagelijke toon de grappige details en feitjes in het boek, dat nu (25 jaar later) bovendien gedateerd is. De lezer zal er ook aan toe zijn om verder te gaan met een andere reisgenoot.