Aan het begin van de 20e eeuw waren het noord- en zuidpoolgebied plekken op de aarde waar ontdekkingsreizigers nog records konden behalen. In 1911 ontstond een race om als eerste mens op de Zuidpool te staan. Eeuwige roem stond op het spel. De deelnemers waren de Brit Ronald Scott en de Noor Roald Amundsen. Beiden waren ongeveer gelijktijdig met een schip op Antarctica aangekomen, met hun hulptroepen. Scott had een aantal pony’s uit het koude Siberië meegenomen en zelfs rupsvoertuigen. Amundsen gebruikte bijna 100 husky-honden uit Lapland om de sleden met mensen en voorraden te trekken. Al snel bleken de honden beter tegen de kou op de Zuidpool te kunnen, terwijl de pony’s stierven en de voertuigen niet meer bewogen. Zo kreeg Amundsen een voorsprong en hij bereikte op 14 december 1911 als eerste mens de Zuidpool. Scott arriveerde een maand later en had aan de sporen in de sneeuw al gezien dat hij niet meer de eerste was. Maar ook hij had met zijn vier helpers een uitzonderlijke prestatie geleverd. Tijdens de terugweg naar het basiskamp kreeg Scott te maken met allerlei tegenslagen. Niemand van de groep overleefde de terugtocht door de kou en uitputting.
Peary op de Noordpool
Eigenlijk was Roald Amundsen van plan om naar de andere pool af te reizen. Maar vlak voor vertrek kwam het bericht dat al iemand anders als eerste mens de Noordpool had bereikt. Het was de Amerikaan Robert Peary. Hij had als jongeman het verslag van een poolreiziger gelezen en was vastbesloten de Noordpool te bereiken. Hij deed in 1886 een eerste poging, tevergeefs. Vijf jaar later volgde een volgende poging, maar hij brak zijn been en moest herstellen. De keer daarop kwam de ijsbreker vast te zitten in het ijs door extreem lage temperaturen. Uiteindelijk vertrok hij opnieuw in juli 1908. Vanaf februari 1909 trok Peary over land verder met vier Inuit, de lokale bewoners, en een tolk. Hij bereikte op 6 april de Noordpool. De laatste 48 kilometer had de groep in één dag afgelegd. Dit lijkt bijna onmogelijk, waardoor anderen zich al snel gingen afvragen of hij wel echt op de Noordpool was geweest. Wetenschappers denken nu dat Robert Peary wel vlakbij is geweest, maar niet de eerste mens op de Noordpool was.
Vroege ontdekkers
Ook vóór Peary waren er ontdekkingsreizigers in het noordpoolgebied geweest. Onder andere door de expedities van Franklin was er al informatie die Peary kon gebruiken. De Brit John Franklin was een bekende ontdekkingsreiziger in de 19e eeuw. In 1845 voer hij met twee schepen naar het poolgebied. Hij wilde boven Canada langs naar de Beringstraat varen. Toen er drie jaar lang geen enkel teken van leven kwam, werd een zoekactie begonnen. Die leverde niets op. Er volgden nieuwe expedities naar het poolgebied om Franklin te zoeken, maar ook om het gebied te verkennen. Pas in 1854 werden bewijzen gevonden voor de dood van Franklin en zijn bemanning. Al in de eerste winter, negen jaar eerder, was het schip ingevroren. Dit gebeurde vaker, zodat een grote voedselvoorraad mee werd genomen. Maar in de volgende jaren raakte de bemanning ondervoed. Nadat ook kapitein Franklin was gestorven, probeerde de overgebleven groep in april 1848 lopend over het ijs hun redding te zoeken. Ze hoopten door een schip gezien te worden, die hen aan boord kon nemen. Niemand overleefde de tocht. Pas toen het scheepsdagboek jaren later werd gevonden, werd duidelijk wat er was gebeurd.
Inuit
Eén van de expeditieleiders die op zoek ging naar Franklin, hoopte hem na 15 jaar nog levend te vinden. Dat was volgens hem mogelijkheid, als de bemanning de leefwijze van de Inuit had overgenomen. De Inuit is het volk dat in het noordpoolgebied leeft en worden ook wel Eskimo’s genoemd. De Inuit wonen in iglo’s (sneeuwhutten) en jagen op zeehonden en vis. Ze dragen kleding van bont om zich te beschermen tegen de kou. Voor vervoer maken ze gebruik van sledes, bijvoorbeeld getrokken door husky-honden. Door te leven als een nomade kunnen ze overleven in het noordpoolgebied. Voor de poolexpedities was de hulp van Inuit heel belangrijk. Ze gingen mee als gidsen en leerden de reizigers hoe om te gaan met de kou.
De poolgebieden
Het noordpoolgebied wordt bewoond door de Inuit en er leven zeehonden en ijsberen. Lange tijd werd gedacht dat je met een schip tot de Noordpool kon varen, maar tijdens de zoektochten naar Franklin bleek de Noordelijke IJszee altijd bevroren te zijn. In de zeeën en langs de kust van de Zuidpool leven pinguïns, zeehonden en walvissen, maar op het land leven geen zoogdieren. Onder het eeuwige ijs liggen rotsen en hierdoor is Antarctica een continent, een afgescheiden landmassa zoals ook Afrika of Australië. Het vasteland ligt op 3000 meter boven zeeniveau (dus zo hoog als de Oostenrijkse bergen) en daarnaast zijn er ook nog bergtoppen. De laagst gemeten temperatuur op de zuidpool is bijna -90 graden. Een mens kan door deze temperatuur overlijden.
Redenen voor expedities
Waarom gingen mensen op expeditie naar deze gebieden, terwijl velen nooit meer terugkwamen? Het waren echte ontdekkingsreizigers die de tocht maakten, om nieuwe gebieden te leren kennen en in kaart te brengen. Al vanaf de 16e eeuw hoopten Europeanen een nieuwe route te vinden naar Azië, om sneller producten als specerijen te vervoeren. Ze dachten boven Canada langs, de zogenaamde noordwestelijke doorvaart, te kunnen varen of boven Rusland langs, de noordoostelijke doorvaart.
Willem Barentsz
Eén van de bekendste Nederlandse poolreiziger was Willem Barentsz uit de 16e eeuw. Tijdens zijn derde reis op zoek naar een noordoostelijke doorvaart, kwam Willem Barentsz in 1596 met zijn schip vast te zitten in het ijs. Hij overwinterde op het eiland Nova Zembla in ‘Het behouden huys’ dat zijn bemanning bouwde van het kapotte schip. De volgende lente voeren ze in een sloep terug naar de bewoonde wereld, maar Willem Barentsz overleefde de tocht niet. Eén van de bemanningsleden hield een dagboek bij en zijn verhaal is gebruikt in toneelstukken en voor de film Nova Zembla (2011).
Een andere reden om naar de poolgebieden af te reizen, was de mogelijkheid om eeuwige roem te krijgen door als eerste mens op de Noord- of Zuidpool te zijn. Voor ontdekkingsreizigers die net zo beroemd wilde worden als bijvoorbeeld Columbus, waren in deze koude uiteinden van de aarde nog records te vestigen. Toen Peary in 1909 beweerde de Noordpool te hebben bereikt, bleef de Zuidpool nog over. Hierdoor werden Scott en Amundsen concurrenten in een race.
Voorgangers
Scott en Amundsen waren niet de eersten die het zuidpoolgebied verkenden. Eind 18e eeuw had James Cook, de Britse ontdekkingsreiziger die naar de oostkust van Australië was gevaren, al de zeeën verkend. Ook vanwege de walvisjacht kwamen er al eeuwenlang walvisvaarders naar het gebied. Het vet van een (dode) walvis werd gebruikt om bijvoorbeeld lampolie van te maken, dat nodig was voor de verlichting in huizen en op straat. In 1899 had een Noor, Carsten Borchgrevink, zelfs al overwinterd op Antarctica. Hij hield zich 75 dagen lang schuil in een hut. Ook de Ier Ernest Shackleton reisde naar het gebied en kwam in 1909 op zo’n 150 km van de Zuidpool. Hij moest toen omkeren, omdat er anders te weinig voedsel overbleef voor de terugweg naar het basiskamp.
Door de lucht
Na de records van Peary en Amundsen brak een nieuwe tijd aan. Er werden uitvindingen gedaan om te kunnen vliegen. Er werden vliegtuigen gebruikt om naar de poolgebieden af te reizen. Niet alle expedities keerden veilig terug. Zo stortte een luchtballon neer, omdat er ijs op de ballon was ontstaan. In 1926 landde Roald Amundsen met een Italiaans luchtschip op de Noordpool. Omdat algemeen wordt aangenomen dat Peary niet echt op de Noordpool is geweest, vestigde Amundsen hiermee dus ook een record.
Nationalisme
Amundsen claimde het record voor Noorwegen, het land waar hij woonde. De maker van het luchtschip, die zelf was ‘meegevaren’, kwam uit Italië en vond dat het record een verdienste van zijn land was. Hierover kregen ze ruzie. Ook de race tussen Scott en Amundsen om de Zuidpool te bereiken, ging niet alleen om de roem van de beide mannen. Ook de strijd om de eer voor Engeland of Noorwegen speelde mee. In deze tijd, de 19e en het begin van de 20e eeuw, is het nationalisme belangrijk. Mensen waren trots op hun vaderland en zagen graag dat hun land ergens beter in was dan een ander land.
De Italiaanse bouwer besloot een ander luchtschip te maken en vloog in 1928 daarmee naar de Noordpool. Op de terugweg raakte het luchtschip in de problemen. Weken later kon een deel van de bemanning gered worden. Ook Amundsen probeerde zijn concurrent hulp te bieden. Zijn watervliegtuigje stortte echter neer in zee en Amundsen overleefde het ongeluk niet. Hij stond als eerste mens op de Zuid- en Noordpool en was degene die als eerste de noordwestelijke doorvaart had bevaren. Roald Amundsen wordt gezien als de meest succesvolle poolreiziger.